Eelke: ‘De visie ‘meer menselijke maat’ bestaat al lang, maar de uitvoering blijft achter’
De noodklok luidt: de houdbaarheid van de zorg in Nederland staat zwaar onder druk. Het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) dat op 15 september wordt gepresenteerd, legt haarfijn uit hoe de zorg van morgen eruit komt te zien als we niet vandaag in actie komen. Dat laatste doen wij dan weer graag. Eelke Blokker legt uit hoe de Doorbraakmethode nú werk maakt van de aanbevelingen uit het rapport. Maar ook hoe deze manier van werken belangrijke data oplevert om de langetermijnvisie te voeden vanuit de hardnekkigste praktijk van het hier en nu.
Eelke, jouw eerste gedachte over het rapport?
‘Dit geeft woorden aan waar wij als Instituut voor Publieke Waarden (IPW) al jaren mee aan het klussen zijn. Het WRR legt de nadruk op solidariteit; dat is nodig om het stelsel houdbaar te maken. Wij merken in de casuïstiek die we bij de Doorbraakmethode zien dat die solidariteit nu al onder druk staat. Met name bij de mensen die de meeste zorg gebruiken. Of anders gezegd: deze zorg het hardste nodig hebben. Dat vertaalt zich vooral in stugge, onbuigzame bureaucreatie. Deze lijkt als eerste barrières op te werpen voor mensen die zich niet kúnnen gedragen volgens de normen die steeds toenemen in die bureaucratie. Die normen worden steeds ingewikkelder, de drempels steeds hoger naarmate de schaarste toeneemt. De eersten die daar dan uit sodemieteren, zijn de groep mensen die de verzorgingsstaat het hardste nodig hebben.’
De zorg is groot over de toegankelijkheid van bijvoorbeeld WMO en GZZ. Zie jij dat op dit moment al gebeuren?
‘Die zorg is over óntoegankelijkheid, en dat begrijp ik wel. We zien in de praktijk dat de mensen die de meeste zorg nodig hebben er doorgaans het slechtst vanaf komen. Iemand met een ernstige psychiatrische aandoening stuit bijvoorbeeld op een minder toegankelijke GGZ dan mensen die een lichte psychiatrische aandoening hebben. De zwaardere problemen hebben ook een zwaardere toegang - en minder toegang.
Eenzelfde soort ontoegankelijkheid zie je in betaalbare huisvesting of WMO zorg: daar zitten al zoveel voorwaarden aan dat mensen daar structureel niet meer voor in aanmerking komen. Maar dit zijn precies de mensen waar we ons het meest om zouden moeten bekommeren, denken wij. En waar we misschien al op een glijdende schaal terecht zijn gekomen.’
Waarom richten jullie je juist op deze groep?
‘In systematische zin zijn we niet meer zo solidair met deze groep als vroeger. Maar als je het hebt over financiële houdbaarheid, gebruiken zij wel het overgrote deel van de financiële middelen die beschikbaar zijn in de verzorgingsstaat. Schattingen van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Binnenlandse Zaken geven aan: 1% van de huishoudens gebruikt 30% van de financiële middelen. Dat gaat over déze huishoudens.
De WRR heeft het over zowel acuut ingrijpen als langetermijnvisies ontwikkelen. Wat heeft de Doorbraakmethode in beide gevallen te bieden?
‘De Doorbraakmethode is nu een vorm van acuut ingrijpen. We zien al vijftien jaar een patroon in de zorg in Nederland: veel geld in weinig gezinnen, veel professionals, veel overleg, weinig concrete actie. Er wordt heel veel samengewerkt, wat an sich goed is. Maar misschien is 60% van de kosten in die gezinnen wel samenwerken en komt 40% daadwerkelijk bij het gezin terecht. Daar moet nu heel hard iets aan gebeuren. Niet alleen omdat dit veel geld kost, maar vooral omdat blijkt dat mensen er wat betreft kwaliteit van leven niks mee opschieten. We zien nog steeds dat er sprake is van overdracht van armoede en problemen over generaties heen. Het doekje voor het bloeden van het sociaal domein is in de afgelopen jaren structureel geweest: het stapelen van coördinatie, op coördinatie, op coördinatie. Dat heet nu ‘regievoering’. Ik zie soms wel vier of vijf lagen van coördinatoren en beoordelaars. Die voegen feitelijk achter de voordeur niet zoveel toe, maar kosten wel heel veel. Tegelijk zijn dit dus niet alleen kosten, maar ook ménsen: mensen die betere dingen zouden kunnen doen dan coördineren, bijvoorbeeld hulpverlenen. En die mensen kunnen we goed gebruiken. Zoals ook in het rapport staat: we kampen nu al met flinke personeelstekorten - zonder veranderingen zou over veertig jaar één op de drie mensen in de zorg moeten werken, vergeleken met één op de zeven nu.
De visie van ‘meer menselijke maat’ bestaat al heel lang. Maar de uitvoering blijft achter. Door daar nu een methode aan toe te voegen, kunnen we ook data produceren, waardoor we met die data vanuit de praktijk kunnen laten zien: deze combinatie van problemen vraagt om deze volgorde van oplossingen. En dat kunnen we op termijn ook gaan standaardiseren, zodat we niet meer hoeven te coördineren. Dit kan de langetermijnvisie voeden vanuit het hier en nu, in de hardnekkigste praktijk.’
‘Als de zorguitgaven blijven stijgen zoals nu geraamd, geven gezinnen in 2040 een derde tot de helft van hun bruto-inkomen uit aan zorg.’ Wat gebeurt er dan?
‘Mensen zullen gaan afhaken van hun plicht bij te dragen aan dat stelsel; die gaan off-grid. Op het moment dat jij de helft van je bruto-inkomen aan zorg moet inleveren, dan wordt de collectieve druk op jouw inkomen zo groot dat je je terug gaat trekken uit dat collectief. We zagen een aantal jaar geleden nog 300.000 wanbetalers bij de zorgverzekeringspremie. Waar dat nu enorm is teruggedrongen, zal dat dan weer toenemen. De particuliere lasten nemen ook niet af natuurlijk. Kijk naar wonen: dat is al niet goedkoop. Als al je geld nodig hebt voor wonen én zorg, dan hou je niks over voor eten. Links- of rechtsom is het onhoudbaar en moeten we daar dus iets mee.’
(tekst gaat verder onder de afbeelding)
Het rapport spreekt over ‘scherpe keuzes’ die gemaakt moeten worden. Aan welke keuze denk jij als eerst?
‘De solidariteit die we van de samenleving nodig hebben om het stelsel betaalbaar te houden, moeten we niet alleen binnen de zorg proberen te regelen, maar ook op het gebied van uitkeringen, leefgeld, schulden et cetera. Daar zien we namelijk flinke, significante relaties tussen: mensen die schulden hebben, gebruiken 30% meer zorg dan mensen die geen schulden hebben. We moeten voor die zoektocht naar solidariteit dus niet alleen binnen het zorgstelsel kijken, maar ook naar ons socialezekerheidsstelsel. Dat is, denk ik, de belangrijkste oproep die ik zou kunnen doen aanvullend op het rapport van de WRR.’
Wil je nu al werk maken van de aanbevelingen uit het rapport van de WRR? Sluit je aan bij de Doorbraakmethode.